In mijn vorige blogje beschreef ik het hachelijke avontuur van een boerenzwaluwpaartje dat zijn nest aan het bouwen was in onze schuur. Sinds door het warme weer aan het begin van de maand de deuren van onze schuur een aantal dagen wagenwijd open hadden gestaan, hadden zij hun domicilie in onze schuur gevonden. Geen goed idee, want ’s nachts en veelal ook door de week zijn de schuurdeuren dicht en kunnen ze dus niet in- en uitvliegen. Maar dat was nog niet eens het allerergste. Onze schuur is namelijk het domein van twee monsters: onze beide katten.
De zwaluwen lieten zich niet tegenhouden en al snel kregen we in de gaten dat ze een nest aan het bouwen waren tegen de nok van het dak. Gelukkig veilig veraf van onze katten. Zo af en toe zat een van de vogels al in het nestje. Hoe lang nog voor ze eieren gingen leggen en uitbroeden? vroeg ik mijzelf af. Ik keek er al naar uit. Iedere morgen werd ik begroet door een vrolijk gekwetter alsof ze zeggen wilden: Doe gauw de deur open want dan kunnen we eten en het nest verder afbouwen.
Helaas het is niet goed afgelopen met ze. Deze week kwam ik ’s avonds thuis en terwijl de garagedeuren automatisch achter mij dicht gingen vloog ineens het zwaluwpaartje in de garage. Een van onze katten, altijd alert op indringers in haar territorium, was vliegensvlug aanwezig. Voordat ik kon ingrijpen sprong ze zo hoog – ik wist niet eens dat katten zo hoog konden springen – en plukte een van de twee zwaluwen pardoes uit de lucht. Alsof dat nog niet genoeg was nam ze nog een sprong naar de andere zwaluw en mepte nummer twee zo uit de lucht. Versuft door de mep kon ik deze zwaluw naar buiten zetten, alwaar deze weg vloog.
Als een haas ging onze kat er met de zwaluw vandoor. Even later trof ik haar aan op het gazon. Ze had de zwaluw losgelaten op het gras en met een afleidingsmanoeuvre kon ik de zwaluw te pakken krijgen. Hij leefde nog. Nadat ik hem ergens veilig had neergelegd is de schok of de verwonding hem toch fataal geworden en trof ik hem de volgende morgen dood aan. De andere zwaluw hebben we nooit meer teruggezien.
Nu mis ik al een aantal dagen het vrolijke gekwetter als ik ’s morgens in de schuur kom. De natuur is wreed en meedogenloos en alleen de slimste overleven.